Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
We gaan in deze dienst weer verder met het onderwijs over het gebed. Wat wordt er in de Bijbel toch veel gebeden. Kennelijk is dit een wezenlijk onderdeel van het oprechte geestelijke leven. Wie begint bij Genesis kan tal van elementen leren uit de Bijbel over het oprechte gebed.
De Heere Jezus heeft zijn kinderen leren bidden. In de Bijbel is het onze Vader het volmaakte gebed. Dit gebed is een regel, een voorbeeld, voor onze gebeden. De Heere bedoelt dat deze dingen in ons gebedsleven aan de orde moeten komen. We mogen het onze Vader wel bidden, maar het gaat om de gedachten. We mogen die in eigen woorden aan de Heere voorleggen.
Het gebed bestaat uit drie delen. Eerst is er de aanspraak. We lezen ‘onze Vader die in de hemelen zijt’. Daarna komen de zes beden. Tenslotte eindigt het volmaakte gebed met een lofprijzing op God. In deze dienst vragen we aandacht voor de aanspraak in het volmaakte gebed.
We staan stil bij het begin van het gebed.
We letten op twee gedachten:
a. een kinderlijke vrees.
b. een hemelse majesteit.
We zijn alweer in de laatste zondag voor de lijdenstijd gekomen. Volgende week zondag begint de reeks zondagen waarin we aandacht vragen voor het lijden en sterven van de Heere Jezus. Die lijden vormt de kern van het Evangelie. We geloven in de lijdende Christus. Door Zijn offer heeft Hij voor de schuld betaald. Hij roept Zijn kinderen op om Hem in de leerschool van het levenslange lijden te volgen. Dit leven is immers niet anders dan een gedurige dood. Het ware leven ligt aan de andere zijde van de doodsrivier. Daar is een kind van God verlost van alle vijanden. Vooral het inwonende verderf (Rom. 7:14) zal hem daar niet meer kwellen. Ondertussen heeft ieder kind van God op aarde een levenslange strijd met de zonde, de duivel en de dood. Bunyan schreef een boek de Christenreis. Het valt op de drie kwart van dit boek gaat over de strijd van een christen op aarde. Het komen tot geloof is zeer belangrijk. Maar daarna begint voor Bunyan kennelijk het ware leven. Een leven van strijd. Laten we dit soort zaken niet vergeten. Ze zijn wezenlijk voor het gereformeerde christelijke leven.
We hebben de laatste weken stilgestaan bij Lukas 7. We hebben gezien hoe de Heere in de confrontatie met ziekte, dood en zonde de overwinning behaalt. Die overwinning behaalt Christus doordat Hij Zelf de ziekte, dood en zonde op Zich neemt. We lezen erover in de profetie van Jesaja. "Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was." (Jes. 53:4). En Paulus zegt het in de brief aan de gemeente van Korinthe. "Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem." (2 Kor. 5:21). Christus is zonde voor ons gemaakt…. Een waarheid waar we niet genoeg en zeer diep over na moeten denken. Hier klopt het hart van het Evangelie van het kruis. Luther heeft er zo heerlijk en diep over gesproken in zijn leven. We staan vanmorgen stil bij Lukas 7:36-50. Vooral vers 48 is belangrijk. We lezen daar: "En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn [u] vergeven." (Luk. 7:48). Het gaat in deze geschiedenis over de vergeving der zonden. We letten daarbij op drie gedachten:
a. de noodzaak van de vergeving. We zien een farizeeër. Die heeft geen vergeving nodig. We zien de Heere Jezus. Die kan en wil vergeving uitdelen. We zien ook een vrouw met veel zonden beladen. De uitleggers wijzen erop dat het mogelijk om een prostitué gaat. Deze vrouw met haar zondige leven is tot inkeer gekomen. Ze zoekt heil en redding bij de Heere Jezus. In vers 38 wordt iets over haar gezegd: "En staande achter aan Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en zalfde ze met de zalf." (Luk. 7:38).
b. de inhoud van de vergeving. Simon, de godsdienstige man, die geen vergeving nodig heeft, bekijkt het handelen van Christus en de vrouw met kritische ogen. De Heere houdt Simon een gelijkenis voor. De Heere laat zien dat Hij alwetend is en dat Hij macht heeft, als Gods Zoon, om zonden te vergeven. De Heere schenkt de vrouw vergeving en door het ware geloof mag ze daarin delen. Hoe heerlijk, vooral als we het vergelijken met Simon, schittert de Heere in Zijn bediening als Zaligmaker. Hij kwam als priester om de zonden op Zichzelf te nemen en weg te dragen als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.
c. de vrucht van de vergeving. Het nieuwe leven komt in deze vrouw openbaar. Allerlei heerlijke weldaden mag ze ontvangen. Reeds in dit leven begint een totaal nieuw leven in gehoorzaamheid aan Gods geboden. De mensen hebben echt wel gemerkt dat het met deze vrouw iets fundamenteels is gebeurd. Het belangrijkste is echter dat ze in heen gegaan naar de eeuwige heerlijkheid. Ze juicht reeds eeuwen voor Gods troon. Simon daarentegen heeft de Heere Jezus niet nodig. We weten dat ons aardse leven dan op een schrikkelijke manier zal eindigen. Eeuwig wel en eeuwig wee komen in deze geschiedenis naar voren. Laten we die dingen toch niet naast ons neerleggen.
Vragen.
a. Wie is Simon en hoe stond hij in die tijd bekend?
b. hoe zou het komen dat de zondige vrouw tot de Heere komt?
c. waarom kijkt Simon neer op deze vrouw?
d. hoe ziet de Heere Jezus de vrouw aan Zijn voeten?
e. welke gevolgen heeft de vergeving van de zonde?
f. waarom moeten Gods kinderen hun hele leven om vergeving bidden? (zie zondag 51 van de catechismus)
g. hoe weet je of jouw zonden vergeven zijn?
In deze dienst gaan we verder met het onderwijs op het oprechte gebedsleven. Het ware gebed is het voornaamste stuk van de dankbaarheid. Gods kinderen kennen een diep en aanhoudend gebedsleven. Gebed betekent een afhankelijk leven. Gods kinderen verwachten niets van zichzelf. Ze leggen hun noden aan de Heere voor. En ze zijn ook zeer begerig naar Gods antwoorden. Als er geen duidelijk antwoord van de Heere is dan willen ze ook niet optrekken of dingen doen. Zo werkt dat in het rijk van God.
Hoe ziet het oprechte leven van het gebed eruit. In de catechismus kunnen we er veel over lezen. Het is bovendien allemaal gegrond op de Bijbel. Laten we daarom diep nadenken over het gebed. Laten we het bovenal persoonlijk beoefenen. Hoe moet je bidden? Stel je wordt ’s morgen wakker. En wat dan?
Wel, het is niet de bedoeling dat we dan vlug uit bed gaan beginnen met de dag. Het eerste wat we moeten doen is handen vouwen en de Heere danken dat Hij ons heeft bewaard en gedragen. Heel eenvoudig de Heere erkennen voor Zijn dragende goedheid. In de tweede plaats moeten we onze nood aan de Heere voorleggen. Er is heel veel nood in ieders leven. Die nood moet aan de troon der genade worden gebracht. In de derde plaats moeten we onze gebeden besluiten. De Heere leerde zijn discipelen: want Uw is het koninkrijk… Zo is er nog veel te leren op de leerschool van het gebed….
We denken na over Lukas 7. We vragen vooral aandacht voor drie gebeurtenissen. We lezen eerst hoe de Heere geconfronteerd wordt met ziekte. Daarna lezen we een confrontatie met de dood. Tenslotte horen we over een confrontatie met de zonde. In die allen is de Heere Jezus de overwinnaar. Hij neemt de ziekte, dood en zonde op Zichzelf en draagt het weg. We lezen in Jes. 53 het volgende. "Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was." (Jes. 53:4)
We willen deze keer ingaan op de confrontatie met de dood. We lezen in Luk. 7 het volgende:
"En het geschiedde op den volgenden [dag], dat Hij ging naar een stad, genaamd Naïn, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen, en een grote schare. En als Hij de poort der stad genaakte, zie daar, een dode werd uitgedragen, [die] een eniggeboren zoon zijner moeder [was], en zij [was] weduwe en een grote schare van de stad [was] met haar. En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet. En Hij ging toe, en raakte de baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! En de dode zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder. En vreze beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht. En dit gerucht van Hem ging uit in geheel Judéa, en in al het omliggende land." (Luk. 7:11-17)
We denken na over de Levensvorst in Naïn. Drie punten willen we behandelen:
a. de Heere Jezus gaat naar Naïn.
b. de Heere Jezus openbaart Zijn kracht in Naïn.
c. de Heere Jezus ontvangt eer in Naïn.
De Heere gaat van Kapérnaüm naar Naïn. Als hij bij dit dorp komt nadert een stoet mensen. Het is een begrafenisstoet. We zouden verwachten dat de Heere eerbiedig aan de kant gaat. Maar Hij treedt op de baar toe. De dood moet wijken voor de Vorst van het Leven. Tot nog toe heeft niemand ooit aan de Heere gevraagd om een dode op te wekken. Dat is voor mensen onmogelijk, maar niet voor God. Lukas noemt de Heere hier voor het eerst nadrukkelijk Heere, Kurios. Hij is eigenaar van deze aarde. Hij gebiedt en het staat er. In zijn gang naar Naïn, waarin Hij Gods raad uitvoert, komt hij in aanraking met de dood. Hoe is het dat de dood in de wereld aanwezig is?
Als we de geschiedenis lezen dan komt onwillekeurig de gedachte naar boven waarom de Heere dat niet meer doet. Wat zou het fijn en goed zijn als we onze doden weer uit de dood terug konden halen. Dat was toen zo en dat is vandaag nog zo. Maar daar gaat het niet om in deze geschiedenis. De Heere doet nooit een wonder om mensen een plezierig leven te bezorgen. De Heere doet alles in de eerst plaats om de eer van Zijn Vader en om de heerlijkheid van Zijn Persoon te openbaren. De mensen moeten horen en weten dat Hij de Messias is. Daarom doet de Heere deze wonderen. Het zijn onderstrepingen van Zijn ambt als Profeet en Koning. Keer op keer heeft de Heere de mensen ook voorgehouden dat Hij de beloofde Messias was. En het komt erop aan, voor tijd een eeuwigheid, dat zondige mensen de toevlucht tot Hem nemen. Daarom doet Hij deze wonderen. Het is zichtbaar onderwijs over Zijn Persoon. Hoe treedt Hij op de dood toe?
De dood is door de mensen in de wereld gekomen. Het is de straf op de zonde. De door heeft ook een machtige heerschappij. Niemand is in staat om de dood te overwinnen. De knapste dokters hebben daar geen middelen tegen. De dood raakt ons ook allemaal. En de dood heeft drie diepe dimensies, tijdelijk, geestelijk en eeuwig. In het licht van de dood kunnen wij, mensen, alleen maar zwijgen. Hier houden onze gedachten, mogelijkheden, roem en kracht volledig op. De dood wijst op de hopeloze situatie waarin de gevallen mens, door de zonde, is gekomen. We staan machteloos. Laten we dat toch bedenken….
En dat treedt hier onverwachts en ongedacht een Persoon naar voren die niet aan de kant gaat voor de dood. Hij treedt op de dood toe. Hij gebiedt dat de stoet moet stilstaan. Hij raakt de dode aan. De Heere maakt de jonge man weer levend. Wat niemand kan, doet Jezus. Hij kan dat alleen. Hij doet het volkomen. Wat schittert in dit wonder de heerlijkheid van Christus. Hij immers is de enige die dit kan. Niemand op aarde kan Hem evenaren. Hij is ook de almachtige. Hij hoeft maar een woord te spreken en de dode gaat weer leven. Hij is ook volkomen redder. Bedenk wat er niet allemaal nodig is om iemand in leven te houden. Bloed, brein, benen, armen, voedsel en tal van andere zaken. De Heere hoeft alleen maar te spreken en de dood leeft. Tenslotte, en dat het diepste in dit gedeelte, hij neemt de dood op Zichzelf. Hij, die het Leven is, neemt de dood op Zich. Hij zal sterven aan het kruis om dode mensen levend te maken. Zijn borgtocht schittert in dit heerlijke wonder. Het wonder onderstreept dat Hij de enige en volkomen Messias is. In Hem gaan God beloften in vervulling.
Laten we dan nog even kijken naar wat volgt. Wij zouden misschien nog graag veel willen lezen en horen over de opgewekte dode. Wat heeft hij gezegd, hoe reageert zijn moeder, wat doen de mensen, heeft de dode nog lang geleefd. Een ding weten we zeker: hij is een korte periode in de hemel geweest. Uit de hel komt nooit iemand meer terug. De Heere heeft drie keer iemand teruggehaald uit de hemel. Lazarus, het dochtertje van Jairus, en de jongeling uit Naïn. Deze mensen hebben daar onuitsprekelijke dingen gezien. Vandaar dat de Bijbel geen woord van deze mensen meedeelt. De aandacht zou uitgaan naar mensen en niet naar Jezus. En dat is nooit de bedoeling van de Schrift.
De mensen reageren ook. Deels zijn ze diep onder de indruk. Dit hadden ze nog nooit meegemaakt. We lezen over beving, verheerlijkend God, en vrees. Dit alles wijst op een diepe indruk. Toch ontbreekt er iets. Er komt niemand tot Jezus met de erkenning dat Hij de Messias is. We lezen niet over verloren mensen die de gewillige Zaligmaker gaan volgen. En dat is ernstig. Hebben de mensen wel verstaan wie de Heere is? Hebben we Hem met een waar geloof omhelsd… Dat zijn de vragen die deze geschiedenis oproepen. In het volgende hoofdstuk wijst Lukas op de gelijkenis van het zaad. Er is zoveel zaad wat geen vrucht voortbrengt. De mensen horen en zien de woorden en daden van de Heere wel, maar ze doen ze niet. En daarom heeft ook deze geschiedenis een aangrijpend slot…..
Vragen
1. waarom doet de Heere dit wonder?
2. hoe moeten we denken over de dood?
3. wie is in staat om de dood te overwinnen?
4. wat betekent het dat de Heere de dood op Zichzelf heeft genomen?
5. hoe is de reactie van de mensen?
6. wat is het verschil tussen tijdgeloof en oprecht geloof?
7. kun je voorbeelden uit de Bijbel geven van tijdgeloof?
8. wat is het kenmerk van tijdgeloof?
9. wat doet het ware geloof?
Graag wilde ik maar verder gaan met het preken over de profetie van Jesaja. Ik begrijp dat het voor sommigen wat diepe en lastige stof is. Maar het is wel een boek waar de kern van het Evangelie heel duidelijk in klinkt. Voor mijn persoonlijke leven heb ik al meerdere keren veel voedsel uit deze profetie ontvangen. Daarom wilde ik er maar mee verder gaan.
We hopen vanavond stil te staan bij Jesaja 40:1-11. Dit gedeelte heeft een inleidend krakater op de volgende hoofdstukken. Het is een troostboek voor de kerk des Heeren. Het begint ook met de gedachte van troost. het thema voor vanavond is de troost voor de kerk. We willen stilstaan bij drie gedachten:
a. de noodzaak van de troost, we letten dan op de achtergrond voor deze profetie. we lezen woorden als strijd, ongerechtigheid, woestijn, etc. Dit wil iets zeggen over de noodzaak van troost.
b. de inhoud van troost. Het gaat om de heerlijkheid des Heeren die geopenbaard zal worden. Zie kantt. 23 over de betekenis ervan.
c. de kracht van de troost. In vers 9-11 kunnen we lezen over wat de troost uitwerkt.
Graag tot vanavond. Mocht u iets willen opmerken: mail gerust.
een hartelijke groet
wv
In deze dienst zal de heilige doop worden bediend. Wij bedienen de doop aan de kinderen omdat zij in het verbond en de gemeente Gods zijn begrepen. Deze gedachte, die we vinden in Gen. 17, is erg belangrijk bijvoorbeeld voor de opvoeding. De Heere heeft recht op onze kinderen. Ouders moeten hun kinderen bij de Heere brengen. We doen dat door ze mee te nemen naar de kerk, ze op te dragen in de gebeden, ze te vertellen van de Heere en Zijn dienst, ze de psalmen te leren zingen, ze te leren bidden, etc. etc. Elk gedoopt kind moet onderwezen worden in de leer die naar de godzaligheid is. Ouders hebben hier, vanuit de doopbelofte, een zeer grote taak. De Heere wil ons daarin ook helpen. Daarom is het gebed zo belangrijk.
Verder zullen we zondag 45 van de catechismus behandelen. Die gaat over het gebed en de noodzaak ervan. De komende zondagen staan we keer op keer stil bij het oprechte gebed. Wie de Bijbel leest komt voortdurend gebeden tegen. Het gebed is het voornaamste stuk der dankbaarheid. Het is ook een middel om tot de Heere te gaan. Laten we dergelijke middelen toch gebruiken. En daarin ook aanhouden.
De komende diensten wilde ik stilstaan bij Lukas 7. Daar lezen we de ontferming van de Heere Jezus over een heidense hoofdman (1-10), een weduwe (11-17) en een zondige vrouw (36-50). De Heere is gekomen om zondaren zalig te maken. Na zijn woorden in hoofdstuk 6 over het rijk der hemelen, geeft Hij het concreet gestalte in Zijn daden voor verloren mensen. Het waren allemaal mensen die in het Israël van die dagen niet echt meetelden. De Heere zag er naar om.
De eerste geschiedenis brengt ons bij de bewogenheid van Christus over een heidense hoofdman en zijn zieke knecht. We wijzen erop dat we uitgaan van Christus en wat Hij doet. Laten we daar toch steeds op letten. De zaligheid, de redding, het behoud gaat van Hem uit. We moeten niet beginnen en eindigen in de mens. Dan doen we tekort aan het Evangelie, dan wordt de diepte van de schuld niet gepeild, Gods volk niet getroost en zondaren niet aangespoord. In ons ligt niets waarom God naar ons zou kunnen omzien. Het is alles Zijn werk. Dat is het geheim van het heerlijke Evangelie, de goede boodschap.
De geschiedenis in vers 1-10 zet ook in met de gang van Christus door deze wereld. We lezen: "Nadat Hij nu al Zijn woorden voleindigd had, ten aanhore des volks, ging Hij in te Kapérnaüm." (Luk. 7:1). De Heere komt na het houden van de Bergrede weer in Kapérnaüm. De Zijn Vader en de engelen volgen Hem. De duivel verzoekt Hem, keer op keer. De mensen luisteren naar Hem. Maar helaas er zijn weinigen die Zijn woorden ook doen en vruchten voortbrengen. "Een iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk is." (Luk. 6:47). En dezelve doet… keer op keer heeft de Heere dit herhaald. Horen en doen is wijs. Horen en niet doen is dwaas.
We staan dus stil bij Jezus Christus de Zaligmaker, de Redder. We letten op drie punten:
a. Jezus gaat naar een zondaar, 1-6.
b. Jezus luistert naar een zondaar, 7-9.
c. Jezus redt een zondaar, 9-10.
Eerst zien we dat de hoofdman een verzoek richt tot de Heere Jezus. Dit is heel opmerkelijk omdat deze man een heiden is. Bovendien vraagt hij hulp voor zijn knecht. Uit vers 9 blijkt dat deze man gevraagd heeft vanuit een levend geloof. Het is dus vragen vanuit de diepte. Een dergelijke roepstem wordt door de Heere gehoord en zo gaat hij naar de man toe. Hij is volkomen bereid en gewillig om de man te helpen. Gods kerk heeft een gewillige Zaligmaker.
Daarna zien we dat de Heere luistert naar de woorden die deze man laat overbrengen. De oversten zeggen dat de man het waardig is dat de Heere hem helpt. Zelf echter zegt hij iets heel anders. We horen: "Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen." (Luk. 7:6). We horen de taal van het ware geloof. Die taal is dat we de Heere nodig hebben, maar het niet waardig zijn dat Hij komt. De Heere heeft zich zeer over deze taal verwonderd. Het is het wonder van de genade Gods.
Tenslotte blijkt dat de Heere de man helpt en redt. De knecht wordt genezen op het machtswoord van Christus. Hier toont hij zich als de almachtige Zaligmaker. Hij spreekt en het is er…
Vragen.
1. hoe blijkt de barmhartigheid van God in dit hoofdstuk?
2. waarom is het opmerkelijk dat een heiden naar de Heere Jezus vraagt?
3 hoe zou het komen dat de man zoveel geeft om de godsdienst van de Joden?
4. hoe komt het dat de man van zichzelf zegt dat hij het niet waardig is dat de Heere naar hem omziet? Waar komen we dit meer tegen in de Bijbel?
5. waar lezen we nog meer dat de Heere Jezus verwonderd is?
6. wat is in de Bijbel eigenlijk een groot geloof? Waar zegt de Heere dit nog een keer? (Matt. 15:28).
7. waarom wordt er verder eigenlijk zo weinig gezegd in de Bijbel over de zieke knecht?
(7 items) | 1 |