Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
Het thema voor de preek is De verlossing van het lichaam der zonde. Er zijn twee punten: 1. een diepe klacht, vers 24. 2. een blijde jubel, vers 25.
in de middagdienst hopen we verder te gaan met de behandeling van zondag 23. Het gaat dan vooral over de aard en de noodzaak van het rechtvaardigende geloof.
De twee weldaden zijn wel verschillend van aard. In de rechtvaardigmaking wordt onze verhouding met God weer hersteld. In de heiligmaking wordt het leven weer gericht op Gods eer en Gods dienst. Beide weldaden zijn genadegaven van God, door Jezus Christus (Rom. 6:23).
In de preek staan we stil bij vers 22. Het slotgedeelte van Romeinen 6 (vers 20-23) wijst erop dat mensen dienstknechten zijn van zonde of van de gerechtigheid. Door genade worden zondaren dienstknechten van de gerechtigheid. Het diensknecht zijn van de zonde heeft twee belangrijke gevolgen. In de eerste plaats geeft het schaamte en 'kwelling van een slecht geweten'(Calvijn) zo lezen we in Rom. 6 vers 21. In de tweede plaats leidt de dienst aan de zonde tot de (eeuwige) dood (vers 21).
Tegenover de gevolgen van de dienstbaarheid aan de zonde staan de vruchten van de dienstbaarheid aan God. Paulus noemt twee vruchten namelijk heiligmaking en het eeuwige leven. Genade en het nieuwe leven leidt dus tot belangrijke vruchten, die ook zichtbaar worden in de levenswandel. Geloof en gehoorzaamheid horen in de Bijbel bijelkaar (zie vers 16).
Het thema voor de preek over Rom. 6 vers 22 is: Gods vernieuwende genade.
We letten op vier punten;
1. maakt vrij van de zonde, zie DL 5:1-2
2. maakt dienstbaar aan God, zie vers 16-19
3. heeft als eerste vrucht heiligmaking, heiligmaking is toewijding aan God en onze naaste. Zie zondag 32.
4. heeft als doel het eeuwige leven. Zie zondag 22. Eeuwige leven is niet heel lang leven maar de eeuwige vreugde genieten in God. Dat is op aarde in Christus ten dele en dat is eenmaal volmaakt in de heerlijkheid. Vreugde in God is het één van de grootste weldaden van het genadeverbond (zie Psalm 16 vers 11).
15:1-4 lezen we over het aangrijpende oordeel en de verwoesting over Moab. Vergelijkbaar in onze tijd met wat er in Syrië gebeurt.
15:5-9 lezen we dat de profeet Jesaja hierover zeer ontdaan is. 'Mijn hart schreeuwt over Moab...' zo lezen we in Jes. 15 vers 5. De profeet trekt zich het lot van dit heidense volk geweldig aan. Een belangrijke les voor westerse mensen aangaande de gebeurtenissen in Syrië.
16:1-5 lezen we een oproep om naar Juda te vluchten. Want er zal er 'Een zitten in de tent van David, Een, Die oordeelt, en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid' (Jes. 16:5). Dit is een heenwijzing naar de komende Messias. Bij Hem alleen zijn mensen veilig, voor tijd en eeuwigheid. De heidense moabieten worden genodigd om tot Hem te vluchten. In de korte verklaring las ik het volgende: "In elk geval blijft dit de treffende hoofdgedachte van onze profetie (hoofdstuk 15 en 16), dat alleen in en door Sion ervaren wonderwerk van Gods genade en alleen in Sions Koning veiligheid is ook voor de omliggende volken" (Ridderbos, KV op Jes. pag. 128).
16:6-8 lezen we het gericht over Moab.
16:9-12 lezen we de grote bewogenheid van Jesaja over de ondergang van Moab.
16:13-14 zijn waarschijnlijk later toegevoegd en vertellen dat het oordeel wat Jesaja profeteerde ook vrij snel in uitgevoerd, 'binnen drie jaren' vers 16:14.
Kortom, een hele ingrijpende profetie waarin voor uitkomst gewezen mag worden op de verlossing in en door Christus. Een boodschap van zonde en genade voor de heidense volken. Een actuele boodschap ook voor vandaag.
Thema: Het nieuwe leven.
punt 1. door de gelovige toe-eigening van de dood van Christus, vers 3. Zie ook kanttekening 8 bij de statenvertaling.
punt 2. door de gelovige toe-eigening van de begrafenis van Christus, vers 4a. Zie ook kanttekening 9 van de statenvertaling.
punt 3. door de gelovige toe-eigening van de opstanding van Christus, vers 4b. Zie ook kanttekening 11 van de statenvertaling.
In de statenvertaling lezen we dat de toe-eigening van de dood, de begrafenis en de opstading van Christus de drie trappen (graden) zijn in de wedergeboorte. De kanttekenaren gebruiken hierbij het begrip wedergeboorte in ruimere zin. Ze bedoelen ermee het begin en de voortgang van het nieuwe leven. In de DL lezen we over de wedergeboorte in engere zin (DL 3/4:12). Dan denken we vooral na over het begin van het nieuwe leven.
Zondagmiddag is er een doopdienst. Naast dopen, een sacrament wat wijst op Christus bloed en Geest, zal ook gepreekt worden. De preek gaat over zondag 23 van de Heidelbergse Catechismus.
In de middagdienst hoop ik zelf voor te gaan en zal gepreekt worden over Zondag 22 van de Heidelbergse Catechismus.
Het gaat dan over drie zaken.
a. de vergeving der zonden, was nog blijven liggen van de vorige keer.
b. de wederopstinding van het lichaam. (des vleses). Dit is een fundamentele Bijbelse gedachte. In de klassieke wereld (Romeinen en Grieken) geloofden mensen niet in een wederopstanding van het lichaam. Het lichaam was een soort gevangenis van de ziel en moest daaruit verlost worden. De Bijbel echter leert anders. God heeft mensen met een ziel en lichaam geschapen. Ziel en lichaam zijn ook door het offer van Christus van de last der zonde verlost. En eenmaal, op de jongste dag, zal dit heerlijk blijken. Dan komt, door het oordeel heen, een totaal nieuwe schepping openbaar. De voorloper van deze totale vernieuwing is de opstanding van de Heere Jezus uit de doden.
c. het eeuwige leven. Eeuwig leven is niet in de eeste plaats altijd maar door leven, maar een leven van een heel andere orde. Het is de eeuwige vreugde en vrede in God. Dat leven wordt hier in beginsel reeds waar door het geloof en door Gods genade. Bij de wederkomst zal dat leven voor Gods kerk volkomen zijn. Dan wordt het diepste verlangen van Gods kinderen vervuld. Daarom is de 'overdenking van het toekomende leven' (Calvijn, Institutie Boek 3 hoofdstuk 9) ook zo belangrijk.
De overdenking van het toekomende leven volgens Calvijn in de Institutie. (Boek 3 hoofdstuk 9 paragraaf 1, 3.9.1)
1-2: door de beproevingen weerhoudt God ons van de buitensporige liefde tot het tegenwoordige leven
1. De ijdelheid van dit leven
Onder welke soort van beproeving wij ook gebukt gaan, we moeten ons altijd dit als doel ervan voor ogen houden dat we eraan wennen het tegenwoordige leven te verachten en als gevolg daarvan onszelf aansporen om het toekomende leven te overdenken. De Heere weet namelijk heel goed hoezeer wij van nature geneigd zijn tot een redeloze liefde voor deze wereld, en daarom wendt Hij het meest geschikte middel aan om ons daarvan te weerhouden en te bevrijden van die redeloosheid, zodat we niet al te vasthoudend blijven hangen aan deze liefde. Er is onder ons niemand die niet graag de indruk wil wekken in heel zijn levensgang naar de hemelse onsterfelijkheid te verlangen en te streven. We vinden het namelijk beschamend om het redeloze vee in geen enkel opzicht te overtreffen, maar de toestand van de dieren zou zeker niet minder dan de onze zijn, indien wij niet daarbovenuit nog de verwachting van het eeuwige leven na de dood zouden hebben. Maar als je nagaat wat ieder van ons denkt, wil en doet, zul je daarin niets dan stof en aarde vinden. Vandaar ook de dwaasheid dat onze geest zo door de loze schijn van rijkdom, macht en eer bevangen en afgestompt raakt dat zijn blik niet verder reikt. Ook het hart wordt zo door verlangen naar geld, goed en genot verzwaard dat het niet hoger kan rijzen. Kortom, heel de ziel raakt verstrikt in de verlokkingen van het vlees en zoekt haar geluk op aarde.
Om dit kwaad tegen te gaan geeft de Heere de zijnen door steeds weer nieuwe toonbeelden van ellende onderwijs aangaande de ijdelheid van het tegenwoordige leven. Om te voorkomen dat zij zichzelf een duurzame en onbezorgde rust en vrede in dit leven voorspiegelen, laat Hij hen dus dikwijls door oorlog, oproer, moord en doodslag of andere onrechtmatigheden verontrusten en belagen. Om ervoor te zorgen dat zij niet in grote hebzucht haken naar vergankelijke en onbestendige rijkdom of rust vinden in de dingen die zij bezitten, brengt Hij hen nu eens door verbanning, dan weer door onvruchtbaarheid van het land, nu eens door brand en dan weer op andere manieren tot armoede, of houdt Hij althans hun bezit bescheiden. Om hen niet al te veel te laten opgaan in de genoegens van het huwelijk, laat Hij hen kwellen door slecht gedrag van hun vrouwen, of houdt Hij hen nederig met kwaadwillige kinderen, of slaat Hij hen met het verlies van hun dierbaren. En indien Hij hun in dit alles al iets meer vergunt, stelt Hij hun toch door ziekten en gevaren voor ogen hoe hachelijk en vergankelijk alles is wat aan de dood onderworpen is, zodat zij zich niet in dwaze roemzucht erop gaan verheffen of al te veel vreugde en vertrouwen erin stellen.
Dan hebben wij dus pas werkelijk baat bij de leerschool van het kruis, wanneer wij leren dat dit leven, wanneer het op zijn eigen waarde geschat wordt, rusteloos, vol verwarring, op talloze manieren ongelukkig en in geen enkel opzicht echt gelukkig is; dat alles wat als de goede dingen van het leven beschouwd wordt, onzeker, onbestendig, vergankelijk en met veel kwaad vermengd en bezoedeld is. Tevens moeten we dan vaststellen dat we hier niets dan strijd te zoeken of te verwachten hebben, en dat wij de ogen moeten opheffen naar de hemel en denken aan de kroon die ons daar wacht. Want we moeten het zo zien, dat ons hart nooit echt ertoe gebracht zal worden zijn verlangen en gedachten te richten op het toekomende leven, als het niet eerst vervuld is van verachting voor het tegenwoordige leven. (overgenomen uit de Institutie van Calvijn, uitgave Den Hertog, vertaling van Dr. C.A. de Niet, wordt vervolgd)
(5 items) | 1 |