Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
We zijn toegekomen aan het laatste deel van de catechismus, het stuk der dankbaarheid. Over de echte dankbaarheid is veel verwarring. Sommigen denken daarbij aan vermaak, plezier en blijheid. Uiteraard is er in de Bijbel sprake van een oprechte geestelijke blijdschap. Maar dankbaarheid betekent in de catechismus het leven tot eer van God. Dankbaarheid is niet in de eerste plaats op onszelf gericht, maar op God. En een dankbaar leven is een gehoorzaam en een biddend leven. De catechismus behandelt in het stuk der dankbaarheid vooral de tien geboden en het gebed. Laten we deze dingen onthouden.
We zijn toegekomen aan zondag 32. Deze zondag gaat over de noodzaak van de ware dankbaarheid. We staan stil bij de dankbaarheid. We letten op drie gedachten:
a. de bron van de dankbaarheid
b. het doel van de dankbaarheid
c. de noodzaak van de dankbaarheid.
Vragen.
a. was is de ware dankbaarheid?
b. welke voorbeelden geeft de Bijbel van mensen die echt dankbaar zijn? Was Jozef in Egypte ook dankbaar?
c. hoe komt het leven dan dankbaarheid in Psalm 119 naar voren?
d. op welke plaatsen spoort Paulus de gemeente aan tot dankbaarheid? Waarom zou zo’n aansporing nodig zijn?
e. wat is de inhoud van de ware dankbaarheid?
In deze dienst wordt br. C. A. de Niet bevestigd tot diaken. In de prediking geven we daarom aandacht aan de ambten in Gods koninkrijk. We weten dat het ambt een gave is van Christus aan zijn gemeente. Dit kunnen we lezen in de brief aan de gemeente van Efeze. We lezen daar:
"En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus; Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus;" (Ef. 4:11-13).
Ook in de brieven aan Timotheüs vinden we belangrijke aanwijzingen voor het ambt in de gemeente. Het ambt gaat terug op Christus. Daarom lezen we ook in de Bijbel het volgende:
"Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft." (Luk. 10:16)
Door het ambt wandelt Christus in Zijn gemeente. Laten we dus het ambt hooghouden. Overigens betekent dan niet dat ambtsdragers foutloze mensen zijn. Integendeel. Het ambt echter is van de Heere en laten we daar met achting over spreken en denken.
Hoe moeten we ons ambt vervullen? De grote Ambtsdrager is de Heere Jezus. Hij geeft het voorbeeld van getrouwe ambtsvervulling. We willen daarom bij Zijn bediening stilstaan en daar lessen uit trekken. Voor ieder en voor de ambtsdragers in het bijzonder. De tekst voor deze dienst is:
"Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel den heidenen verkondigen." (Matth. 12:18)
In dit citaat uit Jesaja 42 vers 1 wijst God de Vader op Zijn Knecht, de Heere Jezus. Het gaat in deze tekst dus over de Knecht van de Heere. We letten op twee punten:
a. De Persoon van de Knecht. Hij is uitverkoren, hij is de beminde, hij heeft de Geest. Dat zijn zaken die God de Vader zegt van Christus. Dit heeft ook grote betekenis voor het ambt. Zondige ambtsdragers hebben de kracht en het voorbeeld van de Heere Jezus nodig.
b. De diens van de Knecht. We lezen in de tekst: Hij zal het oordeel de heidenen verkondigen. In de volgende verzen lezen we nog meer over Zijn dienst. Oordeel heeft hier de betekenis van datgene van recht is. De Knecht zal ‘de zaligmakende leer en de ware godsdienst’(kantt. 14 op SV) verkondigen. Laten we bidden en hopen op een gezegende dienst. Dat kan alleen door de aanwezigheid van de Heilige Geest. Laten we daarom bidden.
Vragen
1. hoeveel ambten zijn er in de kerk? En waar kunnen we daarover lezen in de Bijbel?
2. waar lezen we in de Bijbel over de ‘Knecht des Heeren’? Wat is de taak van deze Knecht?
3. Wat is het verschil en wat zijn de overeenkomsten tussen Jes. 42:1-4 en Matt. 12:18-21?
4. wat betekent het dat de Knecht het gekrookte riet niet zal verbreken?
5. waarom mogen we de Heere Jezus ook als voorbeeld voor de gelovigen en voor de ambtsdragers zien?
In deze dienst hebben we een nabetrachting op het Avondmaal. We staan weer opnieuw stil bij Matt. 11. We letten vooral op vers 29. We lezen daar het volgende:
"Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen." (Matth. 11:29)
Christus spoort zijn kinderen aan om Zijn juk op te nemen. Een juk is een instrument om een zware last te dragen. Een juk betekent ook dat iemand bezig is werk te doen. Hij is dienstbaar. Neemt Mijn juk op u betekent dus dat Christus zijn kinderen dienstbaar maakt. Dienstbaar is zijn dienst.
De dienst van de Heere bestaat in gehoorzaamheid en afhankelijkheid. We moeten niet denken dat het oprechte christelijke leven een gemakkelijk leven is. Sommigen denken dat christenen zomaar van alles mogen en kunnen. Aan regels voelen ze zich niet gebonden. En narigheid vinden we maar verdrietig. Een christen is immers vrij zo denkt men. Dit is echter een grote misvatting. De Heere Jezus heeft in de Bergrede uitgelegd dat Zijn dienst velen malen zwaarder is dan de dienst van de schriftgeleerden. God eist van Zijn volk volmaaktheid. Bovendien is het oprechte christelijke leven een strijd. Christenen gaan door veel verdrukking in het rijk Gods. Het werd er voor Paulus niet gemakkelijker op nadat hij tot bekering was gekomen. Zo als het voor ieder die de Heere vreest niet eenvoudig zijn om het juk te dragen. Toch beveelt de Heere het juk op te nemen. Hoe is dat.
Kijk, bij een last gaat het om twee zaken. Eerst is er de draaglast. Het pak dat gedragen moet worden. Die last, dat leert de hele Bijbel, is voor een christen niet gering. Keer op keer komt hij die zware last van gehoorzaamheid en moeite tegen in zijn of haar leven. Maar er is ook draagkracht. Twee verschillende zaken dus: draaglast en draagkracht. Kijk, en dat laatste wil de Heere in het leven van zijn kinderen heel erg versterken. Ze krijgen kracht om het pak te dragen. Zelfs met vreugde te dragen.
Waar komt die kracht vandaan? Nee, die komt niet uit onszelf. Dat is een diepe misvatting waarbij we denken dat wij, los van Christus ook maar iets zouden kunnen. Nee, we kunnen niets (Joh. 15:5). De draagkracht wordt versterkt door Hem die Zelf het allerzwaarte pak/ kruis heeft gedragen. Christus nam het loodzware juk op Zich om Zijn volk te verlossen. Hij werd tot zonde gemaakt. En ziende op Hem, door het geloof, krijgen Gods kinderen draagkracht. De last wordt niet minder maar de draagkracht wordt door het gelovig zien op Christus versterkt. Dat lezen we letterlijk in Hebr. 12. Neemt Mijn juk op u…
We staan in de nabetrachting dus stil bij een leerling van Christus. We letten op drie gedachten:
1. het juk van Christus
2. het onderwijs van Christus
3. de belofte van Christus.
De Heere geve ons, in weerwil van alle nood en dood, een gezegende zondag. Hij geve dat we aan het einde van de dag mogen zingen:
Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov' Hem vroeg en spâ;
De wereld hoor', en volg' mijn zangen,
Met amen, amen, na.
Vragen
1. wat wordt met het juk van Christus bedoeld?
2. wat is het verschil tussen draaglast en draagkracht?
3 zijn er veel teksten en voorbeelden in de Bijbel van een zware draaglast?
4. zijn er ook veel voorbeelden in de Bijbel van een grot draagkracht?
5. hoe ontvangen Gods kinderen veel draagkracht?
We zullen deze zondag luisteren naar Gods Woord. Ook is er bediening van het Heilig Avondmaal, een inzetting van de Heere Jezus opdat Zijn kinderen Zijn dood zullen gedenken. Het Avondmaal moet worden gehouden totdat Hij wederkomt op de wolken van de hemel. Gods volk heeft de Gekruisigde lief en nodig. Alleen door Zijn wonden ontvangen we troost in de moeiten van het leven.
We hebben in de weekdienst stilgestaan bij Jes. 33:17. Daar lezen we: "Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien." (Jes. 33:17). We willen in de Avondmaaldienst hier op doorgaan. Wij hebben een Koning, zo beleden de Franse Hugenoten. We gaan, kort, stilstaan bij Psalm 24:7-10. We lezen daar het volgende:
"Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga! Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd. Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga! Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela." (Ps. 24:7-10)
Deze Psalm is een lofpsalm. De dichter bezingt de grootheid van God als Schepper (1-2), de heiligheid van God (3-6) en het Koningschap van God (7-10). Een koning in het oude oosten regeert, stelt de wetten vast, spreekt recht, zorgt voor de onderdanen. In Deut. 17:14-20 kunnen we over de taak van een goede koning lezen. In de boeken van Samuel lezen we voor het eerst dat God ook Koning is. Hanna bezingt dat in haar lofzang en Samuel wijst erop tegenover het volk (1 Sam.8:7). In de Psalmen wordt de eer en de glorie van de Heere als Koning bezongen. Vanuit NT weten we dat ook Christus, de Zoon van God, koning is. We lezen dus Psalm 24 met het licht van het NT. Christus is de Koning der ere.
Het gaat dus om het Koningschap van Christus. We letten op drie gedachten.
1. Christus is een genadige Koning. Daar wijst de naam HEERE op.
2. Christus is een almachtige Koning. Er wordt gesproken over sterk en geweldig.
3. Christus is een heerlijke Koning. We lezen dat Hij de Heere der heirscharen is. Dit betekent de Heere van de hemelse legermachten. Hij heeft ook eer.
Vragen
1. waarom wordt in een dienst van het Avondmaal ook gepreekt? Hoe lang moet de christelijke kerk het Avondmaal houden?
2. wat betekent het dat mensen de Koning zien? Wat is een ander woord voor zien?
3. waarom wordt de Heere in de Bijbel de Koning genoemd?
4. hoe moet een goede koning in Israël zich gedragen? Hoe gedragen slechte koningen zich?
5. hoe komt het dat we Psalm 24 ook op Christus mogen betrekken?
hart groet
wv
We hebben weer onze gebruikelijke Bijbellezing. We waren bezig met de profetieën van Jesaja. We zijn toegekomen aan hoofdstuk 33. Ook hebben we een week van voorbereiding. Luisteren naar de Schrift is dan heel belangrijk.
We willen vooral stilstaan bij vers 17. Daar lezen we: "Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien." (Jes. 33:17). Het gaat in dit hoofdstuk om de dreiging van de Assyrische macht. Reeds zijn grote delen van het land door hen verwoest. Toch beloofd de Heere dat de verwoester verwoest zal worden (vers 1). Er is ook gebed en verlangen dat de Heere zal ingrijpen. Zien we goed dan lezen we in dit hoofdstuk drie belangrijke zaken.
a. de verwoester zal ten ondergaan, vers 1-6
b. in de ellende staat de Heere op om Zijn volk te redden, vers 7-16.
c. de Heere belooft groot heil door een Koning, 17-24.
We staan dus vooral stil bij het slot van het hoofdstuk. We gaan nadenken over de beloofde Koning. Drie gedachten willen we overdenken.
1. het verlangen naar de Koning.
2. het zien van de Koning.
3. de troost door de Koning.
De Heere geve ons een goede dienst, in Zijn gunst.
We gaan deze middag verder met de behandeling van de sleutelen des hemelrijks. De stof voor de prediking kunt u vinden in zondag 31 van de catechismus. De twee sleutels zijn de prediking van het Evangelie en de hantering van de kerkelijke tucht. De verkondiging van het Evangelie is belangrijk voor de opbouw van Gods rijk. Terstond na de zondeval zien we dat God de mensen aanspreekt en Zijn Zoon beloofd. Dit is de eerste keer dat het Evangelie in de Bijbel klinkt. Het Evangelie is namelijk de boodschap van verlossing door het werk van Christus, de komend en gekomen Messias. Overal waar die boodschap klinkt horen we het Evangelie van Gods genade. Op elke bladzijde van de Bijbel klinkt die boodschap. In Rom. 10 en 2 Kor. 5 wijst Paulus op het grote belang van de verkondiging van het Evangelie. Ook in de DL vinden we dit weer terug (DL. 1:1-4).
Naast de verkondiging van het Evangelie is er ook de kerkelijke tucht. Tucht betekent niet dat we mensen eens flink de les gaan lezen. Tucht betekent opvoeding. De gemeente is een gemeenschap waarin mensen worden opgevoed in de ware leer en het Gode aangename leven. Het gaat om geloof en gehoorzaamheid. Stap voor stap moeten deze dingen worden duidelijk gemaakt. Bij opvoeding horen ook alle elementen die bijbels gezien nodig zijn. Denk aan onderwijs, aansporing, straf, voorbeeld, gesprek, etc. etc. Heel belangrijk voor de tucht is bijvoorbeeld het huisbezoek. Dan komen we ouderlingen vragen naar de geestelijke welstand van de leden. Ook is het de bedoeling dat de gemeente wordt opgevoed in de bijbelse boodschap en het bijbelse leven. Overigens gaat het bij huisbezoek om luisteren maar ook vooral om het stellen van goede vragen, zodat mensen worden uitgenodigd en uitgelokt om iets te vertellen over het geestelijke leven. Of iets vertellen over hoe ze met de dingen van de eeuwigheid omgaan. Een paar goede vragen zijn bijvoorbeeld: heeft uw vanmorgen in uw Bijbel gelezen? Wat heeft u erin gelezen? Heef het u ook persoonlijk iets gezegd? Hoe heeft u zondag naar de preek geluisterd? Heeft het ook iets gedaan in uw leven? Heeft u het in gebed bij de Heere gebracht? Ook zijn vragen naar een dagboek en wat we daarin gelezen hebben belangrijk. Een goede vraag is ook of we over de geestelijke dingen nadenken. Hier onder kunt u bijvoorbeeld lezen hoe Philpot zijn lezers aanspoort om goed na te denken over de Persoon van Christus en het werk van de Heilige Geest in hun leven. Dat is een vraag die ook in het dagboek van Winslow voortdurend aan de orde komt. Maar dat even terzijde.
Verder lezen we in deze zondag over de bijbelse prediking. Ik som wat elementen ervan op.
1. Onderscheiden: gelovigen en ongelovigen worden aangesproken.
2. Gezag. Verkondigd en openlijk betuigt.
3. Inhoudelijk. Zo dikwijls als de belofte van het Evangelie wordt aangenomen er vergeving der zonden gesmaakt wordt.
4. Gegrond. Alles is gegrond op het werk van Christus.
5. Ernstig. De ongelovigen wordt aangezegd dat de troon Gods op hen ligt. En dat ze verloren gaan.
6. Dringend. Er wordt aangespoord tot bekering en geloof.
7. Geestelijk. Het werk van Gods Geest is nodig want die schenkt en oefent het ware geloof.
In de tweede plaats lezen we ook over de tucht, de opvoeding. Over de tucht een enkele gedachte.
1. Is een taak van de hele gemeente. We hebben opzicht over elkaar. De gemeente is geen los zand.
2. Gaat over leer en leven.
3. Gaat terug op het bevel van Christus.
4. Kent verschillende fasen.
5. Is buiten gewoon belangrijk.
Kortom, zondag 31 is van veel betekenis.
Vragen.
a. Waar vinden we in de Bijbel de uitdrukking sleutelen des hemelrijks.
b. Uit welke voorbeelden in het boek Handelingen blijkt dat de verkondiging van het Evangelie van groot belang is.
c. Welke belangrijke elementen voor de prediking vinden we in de preek van Petrus in handelingen 2.
d. Wat betekent het concreet dat tucht een zaak is van de hele gemeente? Hoe moeten we omgaan met het feit als iemand niet meer naar de kerk komt?
e. wat zijn openbare zonden en wat zijn verborgen zonden? Moeten we die met onderscheid behandelen? Wat moet een predikant doen als iemand bij hem komt om iets zondigs te vertellen van een gemeentelid? (Bijvoorbeeld verborgen dronkenschap)
In deze dienst hebben we een voorbereiding op het Heilige Avondmaal. Het Avondmaal heeft de Heere ingesteld voor Zijn gelovig volk. Gelovigen hebben de Heere Jezus als Zaligmaker door het geloof aangenomen. In dit geloof moeten en mogen ze versterkt worden. Het gaat in de week van voorbereiding om de vraag of we persoonlijk deel hebben, door het geloof, aan de Persoon van Christus. De Bijbel gebruikt hiervoor vaak het beeld van het huwelijk. Zoals man en vrouw aan elkaar verbonden zijn, zo ook verbindt de Heilige Geest, door het ware geloof, Gods kinderen aan de Heere Jezus. We moeten dus nagaan of we door het geloof met Christus verbonden zijn. Daarover gaat het oprechte onderzoek waar de apostel Paulus over spreekt. "Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt." (2 Kor. 13:5).
We staan ook, reeds enkele malen, stil bij Matt. 11. We hebben gezien hoe ernstig dit indrukwekkende hoofdstuk is. In de eerste plaats lezen we over de verwerping van de Heere Jezus (vers 1-19). Dan lezen we over het ernstige oordeel over het joodse volk (vers 20-24). In het slot lezen we hoe de Heere dank en looft over het welbehagen van Zijn Vader. In alle verdriet en moeite was die voor de Heiland de troost in Zijn weg als Middelaar. Hij is de Knecht van Zijn Vader en door Zijn hand gaat het welbehagen van God voorspoedig voort. Daarin heeft de Heere Jezus zich verblijd. Zo ook mag Gods volk zich verblijden en verheugen in Gods welbehagen. Oordeel en zegen gaan niet buiten Gods raad om. Gods bereikt Zijn grote doel. De kerk zal er komen en de zonde zal worden veroordeeld en weggedaan. "Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U." (Matth. 11:26).
We komen nu toe aan het slot van het hoofdstuk. De Heere Jezus spreekt dan een nodiging uit. We lezen in de Bijbel het volgende.
"Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven." (Matth. 11:28)
Over deze woorden van Christus willen we verder nadenken. De Heere komt met een nodiging tot zondige mensen. Het valt op dat de Heere zegt hoe Hij de mensen ziet. Ze zijn namelijk vermoeid en belast. Misschien hebben we dat zelf niet in de gaten, maar sedert de zondeval zijn mensen belast met zonde en zijn ze vermoeid van het kwaad. Wat kunnen er een lasten zijn in ons leven. Sommigen worstelen met de last van de dood. Anderen worstelen met de last van ziekte, verdriet, huwelijksmoeilijkheden, gezinszorgen en tal van andere zaken. Soms hebben we geheel niet in de gaten wat er allemaal omgaat. Maar er komt een moment dat de last van het leven gaat drukken. Vermoeid en belast. Dat is eerst waar we moeten overdenken.
In de tweede plaats nodigt de Heere. Hij nodig tot Hemzelf. Hij immers is de enige Zaligmaker. Hij is ook de almachtige en gewillige. Mensen zijn bij Hem meer dan welkom. Helaas er zijn sommigen die helemaal niet naar Hem luisteren. Er zijn anderen die wel luisteren maar niet komen. Er zijn weer anderen die wel komen maar niet doen wat Hij zegt. Denk aan de Rijke Jongeling. Er zijn weer anderen die tot Hem komen en Hem aannemen maar niet oprecht. Het is maar voor een tijd. Denk aan de mensen in Joh. 6:66. Er zijn er echter ook die komen gebukt onder de zonde. Vermoeid van zichzelf. Leeg en moe. Niets dan schuld kunnen we meebrengen. En de Heere Jezus is hun enige Toevlucht in dit moeitevolle leven. Zulken komen en nemen de Heere met een oprecht geloof aan. Wat een wonder en wat een voorrecht als dat mag gebeuren in ons leven. Dan wordt God goed voor slechte mensen. En dan krijgt Jezus heerlijkheid.
In Christus is ook een fontein van heil geopend. We lezen dat de Heere rust geeft. Een belofte die Hij zeker zal vervullen. Rust en vrede ontvangen Gods kinderen door het ware geloof in Christus. Dat is een rijke vrucht van Zijn Persoon.
We staan dus stil bij de nodiging tot het heil. We letten op
a. hoe de Heere Jezus de mensen ziet.
b. hoe de Heere Jezus de mensen nodigt.
c. hoe de Heere Jezus de mensen gelukkig maakt.
1. Waarom zou dit hoofdstuk besluiten met een nodiging tot het heil? Waarom is deze nodiging heel ernstig als we verder lezen in hoofdstuk 12.
2. Hoe komt God met Zijn nodiging tot zondige mensen? (Zie DL 2:5, ¾:8).
3. waarom nodigt de Heere tot Zijn Persoon? Is er verschil tussen de Persoon van de Heere Jezus en de gaven van de Heere Jezus?
4. Hoe geven mensen aan de nodiging gehoor? Is ieder die tot Jezus komt ook echt een kind van God?
5. Wie mogen aan het Avondmaal deelnemen? Wie mogen niet aan het Avondmaal deelnemen?
6. Welk belang heeft DL 3/4:9 voor het komen tot Christus?
In de middagdienst zal de Heilige Doop worden bediend. Woord en sacrament zijn genademiddelen. De Heere wil hierdoor Zijn rijk bouwen en Zijn kinderen bemoedigen. Tot lof en eer van Zijn grote Naam.
We willen vanmiddag stilstaan bij Matt. 7:11. We lezen daar het volgende.
"Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede [gaven] geven dengenen, die ze van Hem bidden!" (Matth. 7:11)
Het gaat om de goede gaven van God.
We letten op drie punten
1. het beeld, boze mensen geven hun kinderen goede gaven.
2. de gift, God geeft ook goede gaven. Hoeveel te meer…
3. de weg waarin. Die ze van Hem bidden. Wat is eigenlijk bidden.. handen vouwen en een paar woorden zeggen is geen bidden. Maar wat dan wel… We gaan erover nadenken.
Vragen.
a. waarom wordt er gedoopt? Waar moeten we in de eerste plaats aan denken bij de doop?
b. waarom dopen wij kinderen? Wat is daarvoor de eenvoudige en duidelijke grondslag in de Bijbel?
c. wat verstaat de Heere Jezus onder boze mensen?
d. wat zijn de goede gaven die de Heere geeft?
e. wat leert de catechismus over het gebed? (vr en antw 117)
PS allen dank die even reageerden op mijn verzoek om even te reageren. Dan weet ik tenminste wie gebruik maakt van deze samenvatting.
We denken in de prediking na over Mattheus 11. Lezen en herlezen van dit hoofdstuk is daarbij heel erg belangrijk. Heel veel mensen kennen dit hoofdstuk vanwege vers 28 waar de Heere nodigt tot Zichzelf. Het zou dan vooral een bemoedigend en aanprijzend hoofdstuk zijn. Het geheel is echter totaal anders. Voor zover ik kan nagaan is het één van de ernstigste hoofdstukken van de Bijbel. Laten we dat eens onderzoeken.
In het eerste deel van dit hoofdstuk (vers 1-19) lezen we over de verwerping van de Joden van de boodschap van Johannes en Christus. Johannes predikte boete en bekering. De mensen hebben echter niet geweend (vers 17). De Heere Jezus predikte dat Hij de beloofde Messias is. De mensen hebben het echter niet geloofd, aangenomen. We lezen dat ze niet hebben gedanst (vers 17). De wijsheid is alleen maar gerechtvaardigd geworden van haar kinderen. De Heere Jezus bedoelt dat alleen enkele discipelen en anderen Hem hebben aangenomen. De meerderheid van de Joden heeft Jezus als Messias verworpen. Een schrikkelijke realiteit die voor velen gold (Matt. 7:13).
Dan lezen we in de tweede plaats dat de Heere het oordeel aankondigt. Er worden door de Heere zeer ingrijpende woorden gesproken. Slechts één zin wil ik eruit onderstrepen. ‘..gij zult tot de hel toe nedergestoten worden’. Dit is een hele heftige zin en hoe langer je erover nadenkt, des te dieper grijpt het in. Want in de eerste plaats gaat het hier om een bedreiging. Naast beloften staan er in de Bijbel ook heel veel bedreigingen. Vanmorgen las ik Ezechiël 6. Daar lezen we dat hij tegen de ballingen in Babel zegt: dat de Heere hun hoogten zal verderven (Ez. 6:3), dat de Heere de dode lichamen van de Joden voor hun afgoden neer zal leggen (Ez. 6:5), dat hun werken uitgedelgd zullen worden (6:6), dat de meerderheid van het volk voor eeuwige verloren zal gaan (Ez. 6:8), dat de Heere zal doen wat Hij zegt (Ez. 6:9), enz. enz. Er zijn verbijsterend veel hoofdstukken in de Bijbel waar bedreigingen, die ook worden volvoerd, te vinden zijn. Opmerkelijk eigenlijk dat er zo weinig over gepreekt wordt. Hoe zou dat komen, denk je dan bij jezelf?
‘Gij zult tot de hel toe nedergestoten worden’. Het is niet alleen een bedreiging, maar het is ook voor veel mensen van Kapérnaüm werkelijkheid geworden. Er zijn mensen voor eeuwig verloren gegaan. De Heere Jezus zegt het hier en het is ook gebeurd. Vooral na de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in 70 na Chr. Het Joodse volk werd met een ontzaglijk oordeel getroffen. Dit zijn dingen die we niet zonder angst en huiver kunnen overdenken. Ze staat echter wel, tot waarschuwing, in de Bijbel. De Bijbel is geen makkelijke boodschap die ons naar de mond praat. Het is Gods openbaring, die wijst op Gods toorn over de zonde en redding door Christus en door Hem alleen.
Verwerping en oordeel zijn dus de grote onderwerpen die de Heere in dit hoofdstuk aan de orde stelt. Het slot gedeelte is de dank van de Zaligmaker (25-27) en de nodiging tot Zijn Persoon (28-30). De Heere besluit met een oproep aan Zijn hoorders om tot Hem te komen. Gespannen lezen we dan verder in hoofdstuk 12. Zullen er velen komen? Het enige wat we lezen in verzet (12:1-8), moordplannen (12:9-14), volgende scharen (12:15-21), zware en onjuiste beschuldigingen (12:22-32), waarschuwingen (12:33-37), onbekeerlijkheid (12:38-42), weerkeer van onreine geesten (12:43-45) en ware verwanten (46-50). Echter geen verbroken zondaar die Hem nodig heeft. Wat een ernst en diepte in deze hoofdstukken. Zou het vandaag de dag anders zijn?
We willen ons in de prediking vooral richten op vers 25-27. Dit is een dankgebed van de Heere tot Zijn Vader. In dit dankgebed reageert de Heere op wat we lezen in de verzen 1-24, de verwerping en het oordeel. We komen in dit gedeelte 5 keer de naam Vader tegen. Het is wel opvallend dat de Heere die Naam gebruikt. Vader wijst in de mond van de Heere Jezus op het diepe geheim van de drie-eenheid. Dat is de wortel van het heil. We kunnen alleen gered worden door de drie-enige God, die Zich in Christus openbaart. Het gebruik van de Naam Vader heeft echter wel een diepe betekenis. Sommigen zijn van oordeel dat in die Naam toch vooral Gods nabijheid en goedheid klinkt. God is Vader van zijn kinderen zoals een goede vader het vandaag de dag is in zijn gezin. Dan wordt je vader al snel je best vriend waar je altijd op vertrouwt en die er altijd voor je is. Die gedachte echter is vrijwel geheel vreemd aan de Bijbel. Vader wil vooral zeggen God in zijn verhevenheid, hoogheid en grootheid. Vader wil vooral zeggen dat we ons aan die God onvoorwaardelijk hebben te onderwerpen. Een vader was in de Bijbelse tijd niet een lieve vriendelijke man, maar iemand die gezag heeft en autoriteit. Dat gezag en die autoriteit moet erkend worden. Vandaar dat de Heere Vader invult met Heere des hemels en der aarde. En in Johannes 17 spreekt de Heere over heilige Vader (Joh. 17:11) en rechtvaardige Vader (Joh. 17:25). Verhevenheid, heiligheid en rechtvaardigheid zijn de kernnoties die Christus in de aanroeping van Zijn Vader noemt.
We letten daarom bij vers 25-27 op de dank van de Middelaar.
We staan stil bij drie punten.
1. het karakter van de dank, vers 25
2. de grond voor de dank, vers 26
3. de vrucht van de dank, vers 27
Enkele vragen
a. welke bedreigingen heeft u de afgelopen week in de Bijbel gelezen? Wat heeft dat met u gedaan?
b. waarom noemt de Heere Jezus zijn Vader Heere des hemels en der aarde?
c. wat zou de Heere bedoelen met verborgen voor wijzen en verstandigen?
d. wat is de diepste grond voor Gods werk? Waar vinden we dit meer in de Schrift en wat wordt erover gezegd, zie ook kanttekening 34?
e. wat betekent het woord openbaren precies?
WV
Woord van Philpot.
Paulus preekte Christus en Dien gekruisigd. Over die gedachte kun je uren nadenken. Wat betekent de gekruisigde Christus in mijn leven? Vanmorgen las ik daarover, bovenstaand, een treffend stukje in het dagboek van Philpot, Korenaren uit de volle oogst. In enkele treffende woorden weet Philpot duidelijk te maken waarom Gods kerk niet anders nodig heeft dan de Gekruisigde. Wat we meer hebben is teveel. Wat we minder hebben is te weinig. Alles ligt in Hem, die Zijn leven gaf tot rantsoen voor velen.
wv
(11 items) | 1 |