Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
We gaan in deze dienst weer verder met de overdenking van Genesis 12 en verder. We zijn toegekomen aan hoofdstuk 16. Het gaat over de geschiedenis van Abram met Hager. Een wat opmerkelijk moment in het leven van de aartsvader.
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat Abram een visioen kreeg. Zijn nageslacht zou naar Egypte worden gevoerd en zal daar 400 jaar verdrukt worden. We weten uit het boek Exodus dat dit een hele zware periode is geweest. De Heere echter gaat Abram vertroosten. En daarom ziet hij een rokende oven met een vurige fakkel. Hoe moeten we dit uitleggen? We zien en horen vier zaken.
a. een oven.
b. rook.
c. vurige fakkel.
d. een verbond, vers 18.
De oven wijst op de verdrukking in Egypte. Die zal heel zwaar zijn, maar God staat daarboven. Hij regeert.
De rook is een teken van Gods oordeel en straf. In Genesis 19:28 gaat de rook op over Sodom dat is omgekeerd. Rook van een oven zegt de Schrift. In Jes. 14:11 vinden we ook rook als oordeel. Ook in Open. 14:11. De rook is denk ik een aanwijzing dat God Egypte zwaar zal straffen voor de verdrukking van het volk van Israël.
De vurige fakkel is een beeld van het licht. Het volk van Israël is Gods knecht. Onder dat volk is de drager van de Messiaanse belofte. De Heere belooft dat in weerwil van alle verdrukking Hij ervoor zal zorgen dat het licht van Zijn heil blijft branden.
Het verbond wijst erop dat God met een krachtig teken deze belofte van bewaring onderstreept. Abram mag weten dat God Zijn belofte gestand zal doen. Vandaar een verbond.
Van hoofdstuk 15 gaan we naar hoofdstuk 16. Wat lezen we hier? Wel Abram is inmiddels 10 jaar onderweg. Hij wacht op de komst van de beloofde zoon. Maar wachten duurt lang. En dan komt Saraï met een plan. Ze stel voor dat Abram gaat trouwen met haar slavin. Het kind dat dan geboren gaat worden kan dan op haar naam geschreven worden en zo wordt dan Gods belofte vervuld. Het was overigens in die tijd gebruikelijk dat men dit deed. Er waren zelf wetten die dit regelden. Abram en Saraï doen dit en dan komen de problemen. Hagar wordt hoogmoedig en kijkt op Saraï neer. Hagar wordt door Saraï vernedert en vlucht dan weg. Ze wordt door de Heere opgezocht een keert weer terug. Daarna wordt Ismael geboren. Hij is de stamvader van de Ismaelieten. Een aantal zaken vallen op.
a. Saraï en Abram hebben dit gedaan in verband met de vervulling van de belofte. Het is dus niet los van hun geloof in Gods belofte.
b. het valt ook op dat ze de mond des Heeren in deze weg niet hebben gevraagd. Er is geen gebed.
c. ze kiezen een weg die in die tijd wel meer werd bewandeld maar die in strijd is met Gods ordeningen (huwelijk) en Gods belofte. Er zou een zoon uit Saraï worden geboren.
d. er komt ook een hoop verdriet van. Eigen wegen leiden tot droevige situaties.
e. we lezen echter ook dat God naar Hagar en Ismael heeft geluisterd. Laten onbekeerde mensen nooit denken dat bidden geen zin heeft. De Heere hoort. God hoort, dat betekent de naam Ismael.
Overzien we de geschiedenis dan gaat het eigenlijk over Gods heilsbelofte. Daarover gaat het keer op keer in deze hoofdstukken. We zien drie punten.
a. de listen van satan. Keer op keer komen we het rijk der geesten tegen. We lezen dat Saraï Abram iets voorstelt. De gedachte is gelijk aan Gen. 3:6 en verder. Saraï doet dingen waar de duivel blij mee is. Want zo komt er van de vervulling van de belofte niets terecht.
b. de zwakheid van de gelovigen. We zien dat Abram en Saraï zonder bidden een verkeerde weg inslaan. Gods kinderen moeten elke dag geleid worden, anders lopen we op verkeerde wegen.
c. de trouw van God. De Heere gaat ook een weg. Hij zal zorgen dat op Zijn tijd uit Saraï een zoon zal worden geboren. God zorgt zelf voor de vervulling van Zijn raad. Daarin is Hij de getrouwe.
Vragen
1. Welke vier dingen zijn bij de oven van Gen 15 belangrijk?
2. Waarom kozen Abram en Saraï deze weg? Zijn er meer voorbeelden in de Bijbel?
3. Mag een onbekeerd mens tot God bidden?
4. Hoe ziet Paulus in Galaten vier deze geschiedenis?
5. Welke belofte geeft God aan Ismael?
Liturgie
Zingen: 73:1/74:2,10,12/75:4/76:1
Lezen: Gen 16 en Gal. 4:21-31
We staan in deze preek stil bij het slot van de DL. Het gaat over hoofdstuk 5 de paragraven 9 tot en met 15. Dit deel gaat over de zekerheid dat de gelovigen in de hemel komen. De Heere bewaart Zijn uitverkorenen tot de zaligheid (paragraaf 9) en ze kunnen dat ook zeker weten.
Met een paar eenvoudige vragen wil ik proberen de stof helder te maken. De vragen zijn de volgende:
1. Kunnen de gelovigen zeker weten dat ze eenmaal naar de hemel gaan en hoe komen ze tot die zekerheid? Antwoord. Paragraaf 9,10,11.
2. Maakt de zekerheid dat je in de hemel komt een gelovige niet zorgeloos? Het komt immers toch wel goed? Antwoord. Paragraaf 12 en 13
3. Wat moeten de gelovigen voortdurend doen om tot zekerheid te komen en die ook te behouden. Antwoord. Paragraaf 14.
4. Hoe zien Gods kinderen de leer van de bewaring en de zekerheid dat ze zalig worden en naar de hemel gaan? Antwoord. Paragraaf 15.
In enkele eenvoudige vragen een voorbereiding voor zondagmiddag. Ik hoop dat u er wat aan heeft.
Wv
Op zondagmiddag 20 oktober 2019 hebben we stilgestaan bij de DL hoofdstuk 5 paragrafen 1-8. Het gaat over de bewaring. Het is de gedachte dat al Gods kinderen, de ware gelovigen, ook allemaal in de hemel komen. De stof is best moeilijk, en daarom wil ik het in drie vragen heel kort en eenvoudig samenvatten. Misschien heeft u er wat aan. Ik hoor het wel?
1. Vraag: Als God Zijn kinderen vernieuwt door wedergeboorte hoe komt het dan dat ze toch blijven zondigen?
Antwoord: Dat komt omdat God Zijn kinderen op aarde niet helemaal vernieuwt. Het lichaam der zonde nemen ze tot hun dood mee. En dat doet heel veel verdriet. In de hemel zijn ze daarvan verlost.
2. Vraag: Als de ware gelovigen op aarde blijven zondigen komen ze dan wel in de hemel?
Antwoord: ja, want God bewaart al Zijn kinderen tot het einde toe. Ze hebben veel verdriet over de zonde en ze nemen steeds opnieuw de toevlucht tot het bloed van Christus, waardoor de zonden worden vergeven.
3. Vraag: kunnen Gods kinderen ook heel erg zondigen (grove zonden) en wat is daarvan het gevolg?
Antwoord: Gods kinderen kunnen heel erg zondigen (overspel, doodslag, afgoderij, openbare dronkenschap, etc.) en dat heeft hele erge gevolgen. Ze verliezen bijvoorbeeld het gevoel van de genade. Maar de Heere brengt zijn kinderen tot belijden van de zonde en tot bekering. Ze gaan de zondige wegen verlaten en weer wandelen in Gods wegen.
Dit even als korte samenvatting van de preek van zondag jl. Misschien helpt het om de DL op dit punt beter te begrijpen.
Wv.
Vanavond hopen we stil te staan bij Jesaja 41:1-20. We lezen hier de boodschap van verlossing. De Heere Zelf zal Zijn volk verlossen en vertroosten. Wat een heerlijk en goddelijk Evangelie horen we in de profetie van Jesaja. God Zelf is in dit hoofdstuk aan het woord. onderstaand de liturgie, het theme en de punten voor vanavond.
Ieder van harte Gods zegen,
wv
93:1,4/48:6/95:1,2,3/97:6/95:4
Belijdenis van Nicea
Jesaja 41:1-20 vers 10
NGB art 1
De boodschap van verlossing.
a. de noodzaak
b. de inhoud
c. de vrucht.
Onderstaand treft u een stukje uit het dagboek van ds. J.P. Paauwe. Mijn oude en inmiddels overleden ambtsbroeder Verwoerd was onder preken van ds. Paauwe groot geworden en sprak er steeds met achting over. Dat dagboek van ds. Paauwe bevat ook veel belangrijk onderwijs over de leer des heils. Onderstaand een stukje wat ik treffend vond.
hart groet
wv
PS via mijn smartphone geef ik elke dag wel een stukje van Luther, Philpot, Paauwe of anderen door. Mocht u dat ook willen lezen dan kunt u een appje sturen naar 0637250490.
We gaan in deze dienst weer verder met de geschiedenis uit Genesis 12 en verder. Dit gedeelte gaat over Gods heil en Gods boodschap voor arme zondaren. Het gaat over de geschiedenis van het heil. Het gaat over de belofte van de komende Messias.
God had immers een ‘vrouwenzaad’ (Gen. 3:15) beloofd. Wanneer zou dat zaad komen? Wie zou dat zaad zijn? Hoe zou die machtige Verlosser eruit zien? Eva dacht eerst dat Kaïn de beloofde verlosser was. Ze zegt immers in Gen. 4:1 dat ze een man van de HEERE heeft gekregen. Maar Eva heeft zich vergist. Kaïn was een moordenaar van zijn broer. Via Seth zou de verlosser komen. Maar ook in de dagen van Seth is de verlosser nog niet gekomen. Wie is toch die verlosser? Keer op keer komen we de verwachting naar de beloofde verlosser tegen.
In de tijd van Abram is er al heel wat geschied. De eerste wereld is door de zondvloed (grote vloed) vergaan. De mensen zijn daarna weer opstandig geworden tegen God. Ze willen een toren bouwen (Gen. 11) die reikt tot in de hemel. God echter verwart de taal en zo worden de mensen gedwongen uit elkaar te gaan. Dan begint God bij Abram weer een nieuw begin in de heilsgeschiedenis. Hij belooft dat Abram tot een zegen zal zijn voor alle volken. Het Zaad van Abram zal die zegen tot stand brengen. Met het Zaad (Gen. 12:3) wordt Christus bedoeld. De gelovigen in het Oude Testament hebben uitgezien naar Zijn komst. Ze geloofden, tot heil, in de komende Messias.
Wat heeft de Heere vanaf Abram weer veel dingen rond de belofte geopenbaard. In Genesis 14 lezen we dat de komende verlosser er zal zijn naar de ordening van Melchizédek. Hij zal Koning en Priester zijn en Hij zal brood en wijn uitdelen aan vermoeide mensen. Wat een heerlijk beeld van de gekomen Christus. De bijbelschrijvers hebben er op gewezen (Psalm 110, Hebr. 6-7).
Wat betekent de komende verlosser? Wie hebben er deel aan Hem. Laten we beginnen met de gedachte dat we een verlosser nodig hebben. Er is al veel gewonnen als mensen beseffen dat ze zonder Christus geen bestaan hebben voor God. Geen enkel bestaan. Laat niemand denken dat hij of zij wel voor God kan bestaan, los van Christus. Het is totaal onmogelijk. Laat ook niemand denken dat de kennis van Christus zomaar even wordt verkregen. Het is zeker niet goedkoop om kind van God te zijn en te blijven. Paulus was met Christus gekruisigd. Dat heeft ons veel te zeggen. Een kruist betekent de gewisse dood. Wie een volgeling van Jezus is, die is gestorven en die sterft aan alles van hemzelf. Zijn godsdienst, zijn goede dingen, zijn ijver, zijn ambt, zijn beter zijn dan anderen, etc. gaat allemaal overboord. We kunnen alleen gemeenschap met Christus hebben in ootmoed en kleinheid. Voor betweters is op de school van Christus geen plaats.
Maar hoe krijgen we deel aan Hem. We lezen in de Schrift (Gen. 15:6) dat Abram geloofde en het werd hem gerekend tot gerechtigheid. Door het ware geloof wordt een zondaar verbonden met Christus. Het geloof stelt hem ook weer in de rechte verhouding met God. Dan rekent God de gerechtigheid van Christus toe en op grond daarvan is een zondaar gerechtvaardigd. Het geloof grijpt Christus aan en daarom staat een zondaar recht voor God. Laten we vooral nagaan of het ware geloof ons deel is. Laten we trouwens in alle zaken ons houden aan de Schrift. Gods volk begeert niet anders.
En dan komen we bij Gen. 15:7-21. In dit gedeelte worden ons weer andere dingen rond de heilsbelofte bekend gemaakt. We lezen over een verbond. We lezen over een offer. We lezen over een Abram die waakt en een oven die door de stukken gaat. De Heere verschijnt in een concrete vorm aan Abram. Tot nog tot hadden we alleen gehoord van Gods woorden. Hier in dit gedeelte lezen we ook van een oven, waarin God tegenwoordig is. Het gaat in dit gedeelte over het komen van God tot Abram. We letten op drie punten:
1. het is nodig dat God tot Abram komt. We lezen in dit gedeelte over duisternis, vers 12; over gevogelte, vers 11, over de toekomst, vers 13, over ongerechtigheid van de Amorieten, vers 16. Kortom, er zijn allerlei zaken die bedroeven. Wat heeft Abram God keer op keer nodig. Steeds weer en steeds meer.
2. het is heilzaam dat God komt. God komt tot Abram door zijn woorden. God kan ook verschijnen in een zichtbare gestalte. Soms komt God in een mensengestalte (Gen 18:1-2). Soms komt God anders. We lezen vier dingen: oven, vurige fakkel, rokende oven, tussen de stukken door. Die vier dingen hebben een diepere betekenis. Ze maken duidelijk hoe God tot Abram komt. We hopen er verder op in te gaan in de dienst.
3. de grond waarop God tot Abram komt. Wat is de reden dat God tot Abram komt? De reden is niet dat het een beste man is. Dan was God niet gekomen. Maar God gaat tussen de stukken door. Tussen de stukken ligt een spoor van dieren bloed. God komt tot Abram op grond en over de weg van bloed. God komt tot mensen in de weg van bloed. Dat wijst op Christus en Zijn offer. En in Hem is Hij genadig en bramhartig. Niet voor niets lezen we over het verbond in vers 18. Maar laten we er morgen maar dieper op ingaan.
Vragen.
1. in vers 15:7 lezen we Ik ben de HEERE . Hoe vaak heeft de Heere Abram inmiddels persoonlijk toegesproken?
2. waarom moet Abram dieren door midden snijden? Wat moet hij met die dieren doen?
3. waarom moet Abram zorgen dat de vogels de dieren niet opeten?
4. hoe veel volken wonen er in Kanaän?
5. was is een verbond?
In deze dienst gaan we verder met de Dordtse Leerregels. We zijn toegekomen aan hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk worden twee zaken behandeld: de bewaring van de gelovigen. En de zekerheid van de zaligheid. Gods kinderen kunnen zeker weten dat ze uitverkoren zijn en behouden worden.
De bewaring gaat over de gedachte dat God Zijn kinderen ook zeker thuishaalt. Wie echt een kind van God is, die wordt zeker zalig. Dat betekent echter niet dat Gods kinderen al zonder zonde zijn. Ze struikelen in vele zegt de Bijbel. We moeten dus nadenken over de vraag hoe het kan dat iemand een oprecht kind van God is, zeker naar de hemel gaat en toch zonde doet. Het antwoord is dat God Zijn werk in stand houdt maar dat de Heere zijn kinderen op aarde niet geheel verlost van de zonde.
Er wordt ook gesproken over grove zonden. Er zijn dagelijkse zonden en grove zonden (5:5). Wat zijn grove zonden. Ik denk dan aan openbare dronkenschap (Noach), overspel (David), scheurmakerij en tal van andere erge dingen. Laten we ons daarvoor wachten. De dagelijkse zonden zijn al erg genoeg.
In deze dienst zullen kinderen worden gedoopt. De kinderdoop rust op Gods verbond en daarom dopen we kinderen. We lezen in de catechismus dat kinderen net als de volwassenen in het verbond van God zijn begrepen. De Heere maakt onderscheid waar het van nature niet is. Geve de Heere dat we deze dingen op de goede wijze gedenken. De doop is een sacrament om ons en ons zaad Zijn verbond te verzegelen.
We staat in deze dienst ook stil bij de Bijbelse boodschap. Wat is het een voorrecht dat we een Bijbel hebben. Daarin daalt de Heere af tot zondige mensen. De gewilligheid van Christus komt in het Evangelie openbaar. Laten we nooit gering denken over de gewilligheid van Christus. Helaas zijn er velen die dat wel doen. Dat moet ons schuld zijn voor God.
We staan stil bij Psalm 78:1-2. We lezen daar het volgende:
1 EEN onderwijzing van Asaf.
O mijn volk, neem mijn leer ter ore, neigt ulieder oor tot de redenen mijns monds.
2 Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik zal verborgenheden overvloediglijk uitstorten van oudsher,
Psalm 78 is een onderwijzing aan het volk Israël. Asaf roept God daden in herinnering. Hij wijst ook op de voortdurende ondankbaarheid van het volk. Door de boodschap wil de Heere zijn volk vermanen, toespreken, nawandelen, onderwijzen. Wat hebben we dat onderwijs nodig. Wat is het goed en nodig om Gods daden in herinnering te houden.
Het gaat in Psalm 78 over de grote werken Gods. Overzien we het begin van deze Psalm dan letten we op drie punten:
a. de aanspraak, o Mijn volk, en allerlei andere aanspraken in deze psalm. Vers 4 wijst op kinderen en volwassenen. Vers 9 wijst op Efraïm. Vers 21 wijst op Jakob. Wat een onderwijs ligt er in deze aanspraken.
b. de boodschap. We lezen mijn leer, de redenen Mijns monds. Gaan we de hele psalm na dan blijkt de inhoud van de redenen van Gods mond te zijn de ontrouw van het volk, vers 10 ev. Ook wordt gewezen op de grote daden van de Heere. De Heere verlost en redt zijn volk, vers 68-69. Verder wordt gewezen op Gods leiding, vers 71-72.
c. de aansporing. We lezen in de tekst: neigt ulieder oor. Neem mijn leer ter ore. Keer op keer wordt in de Psalm gewezen op de gedachte dat zondige mensen iets met Gods woorden moeten doen. We moeten die woorden niet horen en naast ons neerleggen. De Heere Jezus heeft dat dwaas genoemd. Wie echter het woord hoort en doet, die is wijs. Hij bouwt op de rots.
Liturgie
Zingen:81:12/105:5,134:3/78:1,2,3/78:4
Lezen: Psalm 78:1-8
Belijdenis: NGB art 36
(6 items) | 1 |