Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
Op de laatste dag van het kalenderjaar staan we altijd stil bij de betrekkelijkheid van ons aardse leven. Er zijn veel dingen die in de laatste dienst van het jaar tot ons komen. We kunnen bijvoorbeeld terug kijken in het achterliggende jaar. Wat is er veel gebeurd en wat zijn er veel dingen om over na te denken. Misschien hebben we een geliefde moeder of vader verloren. Misschien zijn er grote zorgen gekomen in ons leven. Ook kan blijdschap en dankbaarheid ons hart vervullen als we letten op wat er allemaal is gebeurd in het achterliggende jaar. De jaarwisseling is altijd een moment van herdenken. We kunnen op de laatste dag van het achterliggende jaar ook vooruit kijken. Misschien zijn er in het komende jaar ernstige dingen te verwachten. Misschien zijn er hele mooie dingen te verwachten. Hoe dit ook allemaal is, de toekomst is wel onzeker. De toekomst is alleen bij God bekend. Laten we daarom op de laatste dag van het kalenderjaar ook omhoogkijken. Laten we vooral letten op God en op Zijn Woord.
We willen in deze laatste dienst van het jaar stilstaan bij een tekst uit Titus. We staan stil bij Titus 2:13. Daar lezen we het volgende: "Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus;" (Titus 2:13). In deze tekst wijst de apostel Paulus zijn medewerker Titus op Gods heerlijke genade. Hij wijst Titus naar Boven, naar God. We beluisteren dus in onze tekst de verwachting van de gemeente Gods. We letten daarbij op een drietal gedachten:
1. De reden voor deze verwachting. De apostel gebruikt het woord verwachtende.
2. De inhoud van deze verwachting. De apostel wijst op de verschijning der heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus.
3. De troost in deze verwachting. De apostel spreekt over de zalige hoop.
Het is de laatste zondag en de laatste dag van het kalenderjaar. We leven ook in de tijd na het kerstfeest. We staan stil bij het kerstgebeuren en wat daarop volgt. De inhoud van het kerstfeest is de vleeswording van het Woord. God de Zoon heeft de menselijke natuur aangenomen. In de Middelaar zijn vanaf Zijn geboorte twee naturen: een goddelijke en de menselijke natuur. De godheid van de Middelaar verbindt Hem met God, de Almachtige. God gaf een Zaligmaker Die machtig is om te verlossen. De mensheid verbindt de Middelaar met de mensen. De Middelaar is in staat te lijden en te sterven. Na Zijn dood zal Hij ook weer opstaan uit de doden. Christus heeft ons vlees en bloed in de hemel gebracht. Het is deze Middelaar Die zondige mensen nodig hebben. Hij wordt daarom in de Schrift Immanuel, dat is God met ons, genoemd.
We staan deze morgen stil bij de besnijdenis van de Heere Jezus. De tekst vinden we in Lucas 2:21. Daar lezen we het volgende: "En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was." (Luk. 2:21). De Heere Jezus werd, net als alle andere jongetjes in Israël, besneden. Dit was ook nodig. Paulus wijst er op dat de Heere onder de wet is gekomen opdat Hij diegenen die onder de wet waren verlossen zou. De Heere Jezus moest zich te stellen onder de wet. Hij is ook geroepen om aan de eis van de wet te voldoen. Tevens moet Hij de schuld die er ontstaat door overtreding van de wet betalen. De besnijdenis is er een teken van dat de Heere zich gesteld heeft onder de wet. Bij de besnijdenis werd ook altijd de naam aan het kindje gegeven. Zo ook ontving de Middelaar Zijn naam bij de besnijdenis. We staan dus deze morgen stil bij de besnijdenis van de Heere Jezus. We letten daarbij op een drietal gedachten:
1. Het feit van de besnijdenis
2. De naam bij de besnijdenis
3. De opdracht voor de besnijdenis
In de middagdienst staan we opnieuw stil bij Lucas twee. Na de geboorte van de Heere Jezus blijft het op de aarde angstig stil. Kennelijk hebben de mensen geen behoefte aan deze Heiland. De hemel gaat echter wel spreken. Een grote legermacht van engelen daalt neer uit de hemel en brengt een boodschap. We staan deze middag stil bij de boodschap van de engelen.
We denken na over Lucas 2: 13 en 14: "En van stonde aan was [er] met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: Ere [zij] God in de hoogste [hemelen], en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen." (Luk. 2:13-14). We beluisteren in deze tekst het lied van de engelen. We staan stil bij een tweetal gedachten:
1. De aard van het lied, vers 13
2. De inhoud van het lied, vers 14.
We staan in deze dienst, zoals gebruikelijk, stil bij het heilsfeit van kerst. Het gaat in het Kerstevangelie om een heilsfeit. Het Woord heilsfeit bestaat uit twee delen: heil en feit. Kerst betekent het heil wat in Christus gestalte heeft gekregen. God zond Zijn zoon naar deze zondige wereld. De Heere Jezus is gekomen om zondaren te redden en Zijn leven te geven als een losprijs voor de zonde. In de tweede plaats gaat het om feiten. De verlossing van Gods kerk is gebouwd op feiten. Het gaat om historische gebeurtenissen die in de geschiedenis van deze wereld hebben plaatsgevonden. Het is belangrijk om het feit van de geboorte te onderstrepen. Dit zijn de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben. In de prediking en in het Evangelie worden deze zaken in herinnering gebracht. Om daardoor geleerd en bemoedigd te worden.
We staan deze morgen stil bij Lucas 2:6-7. We lezen daar het volgende: "En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg." (Luk. 2:6-7). Het gaat in deze tekst om de geboorte van de Zaligmaker. We letten daarbij dan op een drietal gedachten:
1. De tijd van Zijn geboorte.
2. De aard van Zijn geboorte.
3. De betekenis van Zijn geboorte.
In de middagdienst houden we een nabetrachting op het Heilig Avondmaal. Een nabetrachtingdienst heeft grote betekenis voor de gemeente. De onbekeerde hoorders moeten worden aangespoord en Gods kinderen moeten worden vermaand en genodigd tot een godzalig leven. De tekst voor deze middag is Lukas 1: 38. We lezen daar het volgende: "En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar." (Luk. 1:38).
In deze teksten beluisteren we het antwoord van Maria op de aankondiging van de hemel. Door de engel Gabriël is Maria bekendgemaakt met feit dat zijn moeder des Heeren zal zijn. De Messias zal uit haar geboren worden, door de overschaduw een met de Heilige Geest. De geboorte van de Heere Jezus zal voor Maria, die waarschijnlijk jaren 16 oud is, grote schande en smaad het meebrengen. Er zullen weinig mensen zijn die zullen aanvaarden dat ze zwanger is uit de Heilige Geest. Na de geboorte moet ze trouwens onmiddellijk vluchten naar Egypte. En haar Zoon zal tenslotte zijn leven eindigen op het kruis van Golgotha. Er zal een zwaard door de ziel van Maria gaan. Hoe zal Maria antwoorden op de aankondiging dat zij de moeder van de Heere is? Het wonderlijke is dat Maria het in geloof aanvaarden mag. We zien in onze tekst: De moeder des Heeren. We letten op een drietal gedachten:
1. Een ootmoedige gestalte, de dienstmaagd des Heeren.
2. Een gehoorzame gestalte, mij geschiede naar uw woord.
3. Een uitziende gestalte, de engel gaat weg en Maria gaat naar Elisabeth.
We komen de aanstaande zondag samen om naar Gods Woord te luisteren en de sacramenten te bedienen. In de eerste plaats gaat het in de kerk altijd om de bediening van het Woord. We staan daarom heel kort stil bij het Adventsevangelie. De tekst voor de prediking is genomen uit het Evangelie naar de beschrijving van Lucas. We staan stil bij Lucas 1: 30. We lezen daar het volgende: "En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden." (Luk. 1:30).
We beluisteren in deze tekst de boodschap van genade. Maria heeft genade bij God gevonden. De Heere heeft haar, de gelukzalige maagd, genade bewezen.
In de eerste plaats mag zij het nieuwe leven kennen. Maria is een gelovige jonge vrouw.
In de tweede plaats staat zij in de heilige linie. Zij behoort tot het volk der Joden, het volk waaraan God zijn Evangelie van oudsher heeft bekendgemaakt. Maria behoort tot het verbondsvolk.
In de derde plaats is Maria uitgekozen om moeder van de Heere Jezus te zijn. Door middel van Maria zal de Heere Jezus de menselijke natuur aannemen. Waar eeuwen over is gesproken en naar uitgezien dat gaat in de volheid des tijds in vervulling. De Messias is gekomen.
We staan daarom stil bij het wonder van Gods genade en de rijkdom van Gods genade. Het wonder ligt daar waar de engel Maria heeft opgezocht. De rijkdom ligt daar waar God iemand genade bewijst. Na de prediking zullen we het avondmaal gaan bedienen.
In de middagdienst zal het Woord worden bediend en ook het sacrament van de doop. De vorige keer was er geen bediening van het sacrament van de doop. Gelukkig mag het sacrament deze keer wel weer bediend worden. Het sacrament is een zichtbaar teken van Gods genade. In dit teken maakt de Heere duidelijk dat Hij de God van ons leven wil zijn.
We zijn ook toegekomen aan zondag 14 van de Heidelbergse Catechismus. Deze zondag gaat over de geboorte van de Heere Jezus. Zondag 14 wijst ons op het feit van Zijn geboorte en op het nut van Zijn geboorte. De Heere Jezus is de Middelaar tussen God en een verloren zondaar. En door Zijn komst heeft Hij de zonden van Zijn gemeente, waarin wij geboren zijn, voor Gods heilig aangezicht bedekt. Zondag 14 is dus een zondag die aansluit bij de doop van de jonge kinderen
We zijn gekomen in de adventsperiode. Advent betekent de Komende. In het Oude Testament is de Messias beloofd. Hij is de komende Zaligmaker. De offers die werden gebracht wezen allemaal op komende Messias. Door de profeten is de komst van de Heere Jezus voortdurend bekendgemaakt. Het hele Oude Testament is doorgedrongen van de verwachting van de Komende. Wij weten dat de Heere Jezus in de volheid van de tijd is gekomen. Het is echter goed om in de adventsperiode stil te staan bij de komst van God naar deze aarde.
We hebben we zondagmorgen een voorbereiding op het avondmaal. In de voorbereiding gaat het natuurlijk om de kennis van de drie stukken. Om op een juiste wijze deel te kunnen nemen aan het avondmaal moeten we iets weten van onze diepe ellende staat, van onze persoonlijke verlossing door Christus en van het leven tot Gods eer (de dankbaarheid). Dat zijn de drie dingen die de Heere leert aan al zijn kinderen. Bovendien is het van groot belang om te onderscheiden tussen een historisch geloof en een waar, zaligmakend geloof. Het historisch geloof aanvaardt de Bijbel als het Woord van God. Het zaligmakend geloof bestaat in kennis van God in het Evangelie en het vertrouwen op God in het Evangelie. Het zaligmakend geloof is fundamenteel onderscheiden van het historische en het tijdgeloof.
We willen zondagmorgen stilstaan bij een tekst uit het boek Exodus. We willen voor als stilstaan bij Exodus 20: 20. We lezen daar in de Bijbel het volgende: "En Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij u verzocht, en opdat Zijn vreze voor uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet." (Ex. 20:20).
Het gaat in deze tekst om de komst van God. De Heere heeft op de Sinaï Zijn heilige wet gegeven. Door middel van het geven van de wet is God tot Israël gekomen. Dit is het komen van God in het Oude Testament. In dit komen ligt ook een heenwijzing naar Gods komen in het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament is God gekomen door de Zoon en heeft Christus de menselijke natuur aangenomen. Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond (Joh 1:14). We staan stil bij het komen van God in deze wereld. We letten daarbij op drie gedachten:
1. Het volk
2. De komst
3. Het doel.
(8 items) | 1 |